Crassadoma harmeri (van Regteren Altena, 1937)
REGTEREN ALTENA, C.O. VAN. 1937. Bijdrage tot de kennis der fossiele, subfossiele en recente mollusken, die op de Nederlandsche strand aanspoelen, en hunner verspreiding. D. Van Sijn & Zonen, xii + 184 p., pls. 1-12. Rotterdam. [p. 60]
1823 Pecten striatus J. de C. Sowerby, 1823
1852 Pecten substriatus Orbigny, 1852
1937 Pecten harmeri Van Regteren Altena, 1937
1852 Pecten substriatus Orbigny, 1852
1937 Pecten harmeri Van Regteren Altena, 1937
Pecten pusio; S. V. Wood, 1851-1860, A Monograph of the Crag Mollusca, with descriptipns of shells from the upper Tertiaries of the British Isles. Vol II. Bivalves, plate 6, figures 4a-4c.
|
«Synoniemen: Pecten pusio (Linné 1758)? mult. auct., Pecten striatus J. Sowerby 1823 nec Müller 1776, Pecten substriatus Orbigny 1852 nec Roemer 1835.
Wood 1851, p. 33, Tab. VI fig. 4a—c. I. De Kaloot, Westkapelle-Oostkapelle, de Verklikker (Schouwen, ½ ex., J. Klooster leg. in M, A.).
De nomenclatuur van deze Chlamys is zeer verward. Het is zeker die vorm, velke door Wood, Nyst en Tesch in het Westeuropeesche plioceen als Pecten pusio (L.) is aangeduid, maar aangezien het onriiogelijk is te zeggen, welke soort Linné met zijn Ostrea pusio heeft bedoeld, is het beter dezen naam te laten vallen.
In de recente fauna kent men twee verwante soorten, n.l. de mediterrane Chl. multistriata (Poli 1795) en de Atlantische Chl. distorta (Da Costa 1778), die ook wel als varianten van één species zijn opgevat. Met Chl. distorta is onze Zeeuwsche vorm zeker niet identiek, maar door verschillende auteurs wordt hij voor Chl. multistriata (Poli) gehouden (Sacco 1897, p. 6; Cossmann & Peyrot 1914, p. 316). Hiertegen zijn ongetwijfeld bezwaren in te brengen: de vorm uit het Westeuropeesche plioceen wordt n.l. veel grooter (fide Nyst 1882, p. 156: tot L. 62, H. 73) en de ribben zijn in het algemeen platter. In deze kenmerken nadert hij dus Chl. tauroperstriata Sacco 1897, die bekend is uit het tertiair van Italië, van de omgeving van Bordeaux en uit het Weensche bekken. Bucquoy, Dautzenberg & Dollfus (1889, p. 106) meenen, dat P. pusio van Nyst etc. eerder verwant is aan Chl. islandica (Müller 1776) en Gignoux (1913, p. 373) gaat zelfs zoover hem met deze soort te identificeeren. Ik durf, aangezien ik niet beschik over een groot genoeg materiaal van al de in aanmerking komende vormen, geen beslissing te nemen in deze kwestie. Eén ding staat echter m.i. wel vast, n.l. dat de Zeeuwsche schelpen behooren tot Pecten striatus van J. Sowerby, waaraan d'Orbign y (1852, p. 128, no. 2409, nec. p. 129, no. 2430), aangezien Müller dezen naam reeds eerder had gebruikt voor een andere soort, den naam Pecten substriatus gaf. Ook deze naam bleek mij gepreoccupeerd te zijn en daarom stel ik voor dezen vorm den naam Chlamys harmeri voor. Een revisie van de boven ter sprake gebrachte recente en fossiele vertegenwoordigers van het genus Chlamys zou noodig zijn, om de waarde van de verschillende beschreven soorten en hun onderling verband te leeren kennen. Van Heurn's afbeeldingen (1927, PI. 8) geven de Zeeuwsche Chl. harmeri zeer juist weer. Tesch (1912, p. 20, no. 9) trof deze soort zelden in het middenplioceen van de streek Grave-Oss aan, in welk niveau zij ook in België en Engeland is gevonden. De Zeeuwsche strandexemplaren kunnen dus gevoegelijk als uit het middenplioceen afkomstig beschouwd worden.» CAROLUS OCTAVIUS VAN REGTEREN ALTENA, 1937
|
«Description:
Large, rather strong. inequivalve and slightly inequilateral shell. Disc drop-shaped. simmetrical except for the auricles. Shell rather flat, hemidiameter of left valve about half as that of right one, higher than long. Ornament consisting of 50 to 60 radial ribs. differing in strength in the centre of the disc, but never composed of secondary ones; near the margins, the ribs becorne equal. Shell coarse by the presence of numerous spines on the radial ribs. Intercostal areas narrower than ribs. Concentric ornament lacking. Auricles like those of the preceding subspecies [Crassadoma multistriata multistriata (Linnaeus, 1758)], but posterior one relatively larger; both auricles together comprising about half the total shell length. Interior and hinge line as in Crassadoma pusio pusio (LINNAEUS, 1758). Discussion: The name Pecten harmeri was given by VAN REGTEREN ALTENA (1937) to shells, called originally Pecten striatus by Sowerby (1823) (non MÜLLER, 1776), and already renamed for the same reason by D'ORBIGNY (1852) who also used a preoccupied name, Pecten substriatus. It differs from Crassadoma m. multistriata (LINNAEUS, 1758) especially in size, becoming twice as large, by the more equilateral shell and the relatively broader and more equal radial ribs. Occurrence: Crassadoma multistriata harmeri (VAN REGTEREN ALTENA, 1937) appears in Kallo from the basal crag of the Oorderen Sand Member onward, it is a rather common species in the Atrina level, but is rarer in the Kruisschans Sand Member and in the Angulus benedeni level. Possibly the subspecies occurs on coarser substrates rather than on clayey surfaces. It is an endemic subspecies of the Middle Pliocene North Sea basin, occurring in Great Britain in the Red Crag Formation and recognised in The Netherlands in material from borings and beaches.» MARQUET, R., P. MOERDIJK & F. A. D. VAN NIEULANDE. 2002. The Neogene Amphineura and Bivalvia (Protobranchia and Pteromorphia) from Kallo and Doel (Oostvlaanderen, Belgium). Paleontos, 2: 1-99, pls. 1-34. [p. 59]
|
Crassadoma multistriata harmeri (Van Regteren Altena, 1937); R. Marquet et al., 2002, The Neogene Amphineura and Bivalvia from Kallo and Doel, plate 26. fig. 2.
|
«Crassadoma multistriata also resembles C. harmeri (Regteren Altena, 1937) of the Plio-Pleistocene of western Europe and Great Britain. The fossil species differs in reaching a larger size (commonly exceeding a height of 70 mm), in having a minor foliated-calcite transgression on the inner shell surface in the umbonal region of each valve, and in having a distinct anterior-posterior trending ridge on the inner surface of its right anterior auricle.»
WALLER, T. R. 1993. The evolution of Chlamys (Mollusca: Bivalvia: Pectinidae) in the tropical western Atlantic and eastern Pacific. American Malacological Bulletin, 10 (2): 195-249 [p. 214]
|
«Discussion.— Chlamys harmeri is a substitute name for the preoccupied Pecten striatus J. Sowerby. I am inclined to agree with Altena (written commun., Nov. 5, 1964) that this species is not a synonym of C. multistriata (Poli), with which it and several related forms have been synonymized by several recent authors. As pointed out by Altena, C. multistriata is a small species, and C. harmeri is probably more closely related to C. tauroperstriata Sacco. Glibert (1957, p. 26), in one of the latest studies, of the species, stated that O. multistriata from the Burdigalian of the Vienna Basin and C. harmeri are of comparable size and that the two forms cannot be separated on that basis. It would seem, however, that the bearing of a middle Miocene form on the relationship of two post-Tertiary forms must certainly be contingent on a much more thorough study of this group than has been undertaken so far.
This species is the Pecten pusio of Nyst (1878, pl. 16, figs, la-j), but it is not the Pecten pusio of Wood (1851, pl. 6, figs. 4a-c). Probably it is also the C. multistriata of Glibert (1957, p. 26), at least in part. According to Dodge (1952, p. 179), Ostrea pusio Linné is unidentifiable. He recommended that it be accepted as the valid name for Pecten multistriatus Poli because it was so used by virtually all writers of the last half of the 19th century. He quoted Bucquoy, Dautzenberg, and Dollfus, however, as saying that the name should be abandoned. Types: The holotype of Pecten striatus J. Sowerby is presumably in the British Museum. As a stubstitute name, C. harmeri has the same type. Figured specimen (USNM 644895), a right valve, measures 52 mm in height and 47 mm in length. The figured left valve is numbered USNM 644896.
Type locality: Holywells, southeastern outskirts of the town of Ipswich, Suffolk. Red Crag (early Pleistocene), probably the Newbournian Stage. Locality of figured specimens: Dredged from the Westerschelde, westernmost Netherlands, USG-S M2519. Probably Scaldesian (early Pleistocene).» MACNEIL, F. S. 1967. Cenozoic pectinids of Alaska, Iceland, and other nothern regions. United States Geological Survey Professional Paper, 553: iv + 1-57, pls. 1-25. [p. 15, 16]
|
Chlamys ("Chlamys") harmeri Altena; F. S. MacNeil, 1967, Cenozoic pectinids of Alaska, Iceland, and other nothern regions, plate 24, figures 4, 6.
|